Onroerende zaakbelasting

Onroerendezaakbelasting levert de hoogste belastingopbrengst op.

Tariefdifferentiatie
De OZB kent gedifferentieerde tarieven. De gemeente is voor het heffen van de OZB gebonden aan de afbakening van het object conform de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ). Nadat deze afbakening heeft plaatsgevonden, wordt beoordeeld of het object een woning of een niet-woning is. Indien de waarde van de woondelen van een onroerende zaak minder dan 70% uitmaakt van de totale waarde van die onroerende zaak, is in zijn geheel sprake van een niet-woning. Indien sprake is van een niet-woning wordt dit object belast met de tarieven van een niet-woning. Ten behoeve van de berekening van de gebruikersbelasting in geval van een niet-woning wordt de WOZ-waarde van een eventueel woondeel eerst op de totaalwaarde in mindering gebracht. Immers voor woningen wordt al sinds enige jaren geen gebruikersbelasting meer geheven. Het voor een niet-woning gehanteerde tarief is hoger dan dat van een woning. Daar staat tegenover dat het woondeel van een niet-woning veel lager wordt gewaardeerd dan in het geval het een zelfstandig object zonder bedrijfsgedeelte zou zijn.

Macronorm
De limitering van OZB-tarieven is per 1 januari 2008 afgeschaft (Stb. 2007, 570). Het kabinet heeft
daarbij het voorbehoud gemaakt dat de opbrengststijging voor de OZB landelijk beperkt moest blijven.
Daartoe is een macronorm ingesteld die de maximale opbrengststijging voor een bepaald jaar
aangeeft. De macronorm voor het begrotingsjaar 2015 is op 1,57% gesteld. Dat wil zeggen dat de baten uit OZB voor geheel Nederland met maximaal 1,57% mogen stijgen. In het coalitieakkoord kredietcrisis staat dat er moet worden ingezet op het vermijden van stijging van lokale lasten. Voor de OZB zal het rijk vasthouden aan de gestelde macronorm. Indien deze norm landelijk overschreden wordt, kan het rijk een korting op het totale gemeentefonds toepassen. Er zijn geen mogelijkheden om individuele gemeenten te straffen.

Berekeningsmethodiek
De gemeente bepaalt de OZB-aanslag op basis van de getaxeerde waarde van de onroerende zaak (de WOZ-waarde). Deze waarderingsgrondslag wordt telkens (vanaf 2008 jaarlijks) middels hertaxatie, volgens de regels in de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ), vastgesteld. Het beleid tot nu toe is altijd geweest dat de OZB-opbrengst niet beïnvloed wordt door de hertaxaties van het onroerend goedbestand. Met andere woorden: als de totale waarde van het onroerendgoed-bestand daalt, als gevolg van lagere taxatiewaarden, zullen de OZB-tarieven stijgen zodat de totale opbrengst gelijk blijft. Net als in voorgaande jaren is ook voor 2016 dit beleidsuitgangspunt gehanteerd.

Tabel: Tarieven Onroerend Zaakbelasting

2015

2016

% van waarde

% van waarde

Woning - zakelijk recht (=eigenaar)

0,1074%

0,1107%

Niet woning - zakelijk recht (= eigenaar)

0,1407%

0,1406%

Niet woning - gebruiker

0,1050%

0,1089%